‘Graag aan de andere kant staan, anders kan ik je niet liplezen. Zo ja. En geef me nu mijn gehoorapparaten even aan’. In het bakje naast het bed liggen de twee oren van mevrouw, nieuwe batterijen ernaast. Zonder deze hulpmiddelen hoort mevrouw niets, mét deze apparaatjes en het lezen van mijn lippen is er wél een gesprek mogelijk. Langzaam, goed articulerend en met aardig wat power in mijn gelukkig lage stem kunnen we een gesprek voeren. Herhalingen zijn vaak nodig. Ze vraagt daar niet om maar uit haar licht geërgerde blik en haar zwijgen maak ik op dat ze iets niet verstaan heeft. Ik herhaal dus en wacht af. Meestal komt het dan goed maar regelmatig zucht ze met stemverheffing ‘ik versta je niet hoor! Je moet duidelijker spreken!’ Waarop ik me vertwijfeld afvraag of mijn overgebleven Drentse accent mij onverstaanbaar maakt en zo niet dan voel ik me hoe dan ook een soort mompelende stoethaspel omdat ze me niet verstaat. In de vlotte stukken van onze gesprekken hebben we gelukkig best een goed contact, overeenkomstige interesses en taalvaardigheid.
Na ieder gesprek haalt mevrouw haar gehoorapparaten uit haar oren en legt ze weer in het bakje. Ze ligt de hele dag in bed, zo aan het eind van haar leven is de energie zeer beperkt, en die apparaten drukken te hard in het kussen en haar oren. Bij ieder nieuw op te starten gesprek of kort contact herhaalt het ritueel zich weer: ‘geef even mijn apparaatjes aan’, links en rechts installeren, aan de knopjes draaien en weer door.
‘Wat wilt u voor ontbijt?’ Bakje, apparaatjes in…de vraag herhalen.
‘Kan ik iets voor u doen?’ Bakje, apparaatjes in…de vraag herhalen.
Bakje aangeven, apparaatjes in… ‘Hoe laat komt de arts?’ Mijn antwoord: ‘rond half 12, 12 uur’. Apparaatjes uit, bakje. Een vraag vergeten te stellen dus weer: bakje, apparaatjes in, antwoord, apparaatjes uit, bakje.
Mevrouw raakt door haar terminale ziekte langzaam meer vermoeid. Haar gehoor wordt ook mét hulpmiddelen slechter en steeds vaker is ze behoorlijk geagiteerd als ze ons niet verstaat of begrijpt. Ze wordt ongemakkelijk boos soms, haar frustratie en al die moeite maken haar lontje kort. Ik stel voor om vaker onze vragen op te schrijven zodat ze zich minder in hoeft te spannen. Een goed idee, beaamt mevrouw. Deze nieuwe aanpak verwerk ik in het zorgplan waarna ook collega’s het overnemen en vaker schrijven dan praten.
Er gaan een paar dagen voorbij. Samen met een zorgvrijwilliger help ik mevrouw met wassen. We maken veel oogcontact en gebaren en onze handelingen zijn zorgzaam. Af en toe schrijven we iets op. Plotseling roept mevrouw: ‘waarom PRATEN jullie niet me?!! Ik ben een mens hoor! Ik heb een goed verstand. PRAAT met me!’ Ik schrik me een ongeluk van haar uitval maar weet ook meteen dat ze helemaal gelijk heeft. Natuurlijk mist ze het praten! Om haar de frustratie van het gedoe met de apparaten en de moeizame communicatie te besparen leek schrijven een paar dagen geleden rust te geven. Maar we zijn een beetje doorgeslagen vermoed ik. Teveel stilte, teveel schrijven in plaats van praten. Ik schrik er van.
‘Ik voel me gewoon buitengesloten door jullie! Alsof ik niet meer meedoe. Ik ben er nog hoor!’ Mevrouw is boos en verdrietig en ik begrijp haar. Waarom had ik dit niet in de gaten? Ik houd haar het bakje met gehoorapparaten voor en wacht tot ze ze geïnstalleerd heeft. Dan bied ik haar mijn uitgebreide excuses aan. Het spijt me voor haar dat ze zich buitengesloten voelde, ik baal van mezelf dat ik dit niet heb zien aankomen. Dat ik bleef steken in de ‘oplossing’ van een paar dagen geleden maar niet bleef evalueren of die ‘oplossing’ nog wel klopte.
Ik bespreek het met haar, we praten het uit. Mevrouw besluit te proberen de apparaatjes niet steeds uit te doen zodat er sneller en makkelijker een gesprekje kan zijn. Ik besef dat ik ook een tweede boodschap hoor achter haar uitroep, namelijk ‘ik ben een mens, ik ben er nog hoor!, als uitdrukking van de wens betrokken te willen blijven bij het dagelijks leven. Door de moeite die de communicatie kost verdween de spontaniteit uit de gesprekken en beperkten we ons meer dan we wilden tot het noodzakelijke. Omdat mevrouw haar leven lang al dealt met dit ongemak in contact hield ze haar ‘buitengesloten voelen’ ook een tijd voor zich. Ze was het gewend, ze verwachtte niet veel méér. Totdat de communicatie letterlijk stil viel door het zwijgend schrijven.
‘Sluit me niet buiten, ik ben er nog hoor. Zie mij, hoor mij, PRAAT met mij!’ Wat een pijnlijke boodschap! En zeker niet aan dovemansoren gericht: ik heb hem luid en duidelijk verstaan...
hettyomvlee@schrijfburokoprollen.nl 06-53968660
Samenwerking met: KORTDOCS, films van Rijk-willem Schmelter, www.kortdocs.nl
copyright | SCHRIJFBURO KOPROLLEN