‘Mijn broer ligt in het ziekenhuis, hij gaat heel binnenkort dood. Maar hij wil niet doodgaan in het ziekenhuis, hij wil de bomen zien, de vogels horen. Hebben jullie alsjeblieft een plek voor hem? Hij wil naar jullie hospice'.
De bezorgde stem van de zus aan de telefoon zet me in de actiestand. We nemen eigenlijk op zondag geen patiënten aan maar deze jonge broer moet zijn plek bij de bomen en de vogels krijgen, dat is duidelijk. Het is niet moeilijk om de urgentie die ik voel over te brengen op de weekendcoördinator. Binnen het uur is alles geregeld voor de overplaatsing.
De ambulance rijdt een grauwe jonge vent naar binnen: Joost. Grote ogen met een doffe blik, gelaten. Hij voelt klam. Moeizaam zoekt hij zijn houding in bed. ‘Ben zo zwak aan het worden, gek…’ Joost heeft een agressieve vorm van kanker en aan zijn ziekteproces is niets meer te vertragen. Hij leeft op bloedtransfusies en familieliefde. Maar nu is daar de definitieve knik naar de stervensfase: koorts, misselijk, zwak, ziek. Hij weet het en regisseert zijn laatste dagen: afscheid nemen van vrienden, wachten op dierbare familieleden die vanuit het buitenland onderweg zijn.
Koortspieken duwen Joost de dieptes van zijn ziekte in: heftig zweten en bewegingsonrust, verminderd contact en wegdraaiende ogen. Zijn ouders, broer en zus zijn steeds dichtbij om Joost te geven wat hij nodig heeft: natte washandjes, deken af, laken ook af, laken weer over, laken weer af. Het kost ze moeite om even de kamer af te gaan, een beetje frisse lucht te pakken. Als de koorts zakt wordt Joost helderder en is er weer contact. Hij praat, reageert, drinkt wat en kijkt naar de bomen.
Er gaan 24 uur voorbij. Met het uur ziet hij grauwer en bleekgeel. Steeds langer ligt hij met half open ogen te slapen. Tot hij opeens weer wakker is. Maar de helderheid van eerder verandert meer en meer in wakkere onrust. Plotseling ontstaat er hevige pijn in beide enkels. De arts vermoedt bloedingen door het lage bloedplaatjesgetal, één van de levensbedreigende complicaties van de ziekte. Extra pijnstilling lijkt iets te helpen maar Joost wordt steeds onrustiger. Hij is afwezig hoewel hij snel reageert op vragen. Ik bied Joost een time-out aan: een gift slaapmiddel waarmee hij even kan uitrusten. ‘Wil je dat Joost? Even pauze?’ Dat wil Joost. Terwijl ik de injectie toedien kijk ik naar zijn ouders. En opeens besef ik dat ik een stap heb overgeslagen: Joost is heel jong, maar ook zijn ouders zijn nog jong! Hebben ze ooit een stervensproces meegemaakt? Zien ze wat ik zie als ik naar Joost kijk? Ze zijn hier bij hem, ze doen mooie dingen, ze omringen hem op een prachtige manier, alsof ze precies weten wat er speelt en hoe ze dit moeten doen. Maar is dat wel zo?
‘Zullen we heel even samen naar buiten lopen, bijpraten?’ We zoeken een rustige plek en ik vraag ze wat ze vinden van Joost. Wat zien ze?
‘Dat hij moe is, dat hij zwak is. Maar straks gaat het misschien beter als hij gerust heeft’. Dat is níet wat ik denk en ik moet het ze vertellen.
‘Ik zie dat Joost heel snel achteruit gaat de afgelopen uren. Ik denk dat hij erg gauw gaat overlijden…. vandaag al, misschien in de komende uren’. Moeder knikt, ze weet het. Vader niet. Hij wordt compleet overvallen. Paniek in zijn ogen.
‘Zo snel al? Hoe weet je dat? Wat moeten we dan doen nu? Ik ben zijn zaakwaarnemer. Kan het zijn dat je je vergist? Moet ik nu de uitvaartonderneming al bellen en wat moet ik dan zeggen? Wat moet ik regelen nu? Gaat hij echt al dood?’
Mijn vermoeden klopt dus en ik baal en schrik dat ik het niet eerder gecheckt heb. Ik was vooral met Joost bezig. Zijn proces, zijn ernstig ziek zijn.
Ik schakel snel door en reduceer de vragen van vader tot twee acties: ‘bel de andere kinderen en vertel hen dat Joost snel gaat overlijden. En ga samen zitten bij Joost, wees helemaal aanwezig daar bij hem, nu hij gaat overlijden. Er moet verder niks. Alleen maar samen zijn. Als het nodig is helpen wij jullie verder.’
Als ik met ze terugloop naar Joost pakt vader mijn hand vast. ‘Zeg jij maar hoe ik dit moet doen, help me maar’. Ik zet een stoel voor hem neer, dichtbij Joost. Moeder zit aan de andere kant. Ik raak even de hand van Joost aan. ‘Joost, je ouders zijn hier bij je. Dichtbij. Je bent niet alleen’. Vader komt overeind en buigt zich over Joost heen: ‘zo is het jongen, we zijn hier bij je, altijd’. Moeder pakt de handen van haar beide mannen vast. Vader pakt de hand van Joost. Zes handen in elkaar gevouwen, de cirkel is rond.
Ik trek me terug. Mijn hulp hebben ze niet nodig: ze weten precies hoe ze dit moeten doen.
hettyomvlee@schrijfburokoprollen.nl 06-53968660
Samenwerking met: KORTDOCS, films van Rijk-willem Schmelter, www.kortdocs.nl
copyright | SCHRIJFBURO KOPROLLEN