Nacht. Twee uur. Gestommel in de badkamer. Tweede keer al vannacht. Oren op steeltjes: gaat het goed daar? Komt ze al terug? Ja, ze komt teruggeschuifeld, om het bed heen. Met een plof er weer in. Mooi, gauw verder slapen.
Drie uur. Een kreet op de overloop. Ze is gevallen. Licht aan, uit bed, hopen dat ze niks gebroken heeft. Onder de armen pakken, omhoog sjorren. Hopen dat ze op de benen gaat staan. Doet ze niet, ze snapt mij niet.. Werkt juist tégen. Bang natuurlijk. Terug naar de grond maar weer, even rust. Opnieuw proberen. Gaat niet. De rug doet zeer maar doorzetten nu. Ze moet toch weer in de benen komen en naar bed. Blijven proberen. Word toch kribbig, wil ik niet. Weer even rust, weer proberen. Krukje erbij, misschien gaat ze zitten. Het lukt. Gelukkig. Even bijkomen. Dan staan. Lukt ook. Ze heeft geen pijn. Wéér niks gebroken, wéér een wonder.
Tien voor vier: we liggen. Hopelijk slaapt ze door tot zeven...
Zes uur. Ze zit weer op de rand. Moet weer plassen. Opstaan, meelopen, moet wel. Licht aan, omlopen, arm geven, sjokken naar de wc. Het gaat zo langzaam.. Pyjamabroek naar beneden, luierbroek naar de enkels. Is nat maar laat maar. Thuiszorg komt zo. Ze zit. En wachten maar. Zelfs plassen duurt lang, afvegen duurt lang. Is al licht buiten. Een man met hond… Meer mensen wakker dus.
Klaar. Luierbroek omhoog, pyjamabroek omhoog. Naar wastafel schuifelen, handen wassen, afdrogen. Zo langzaam. Het duurt zo lang. Zo weinig geduld in de nacht.. Ze kan er niks aan doen, niet boos doen, niet kribbig doen, niet doen. Rustig doen, niet opjagen. Wordt het alleen maar erger van.
Vijf voor half zeven, ze ligt weer, valt zomaar weer in slaap. Zij wel.
Zeven uur. Opstaan, achterdeur van het slot, tafel dekken, ontbijt maken. Thee zetten, medicijnen klaarzetten, één poeder oplossen in een klein kopje, twee boterhammen ontdooien: voor allebei één. Thuiszorg binnen laten. Boterham smeren en half plakje roggebrood met jam. Vaatwasser uitpakken.
Daar is ze, schoon gewassen, mooi vest aan, haren gewassen. Fijn. Aanschuiven aan tafel, servet op de borst, bordje en thee in gezichtsveld. Zelf ook even eten. De dag overdenken: straks naar het gemeentehuis, WMO loket, badkameraanpassing aanvragen. Boodschappen doen. Wat moeten we eten? Andijviestamppot? Vindt ze lekker. En morgen? Bonensoep? Vindt ze ook lekker. En batterijen halen voor de traplift. Strijken. Bed moet ook nodig verschoond worden.
Half negen. Ontbijtboel opruimen, tafel schoonvegen. Samen naar het toilet schuifelen. Broek omlaag, luierbroek omlaag, zitten. Wasmachine aanzetten, droogtrommel leegmaken. Terug naar de wc, in de benen helpen, luierbroek omhoog, broek omhoog. Voetje voor voetje terug naar tafel. Jas aan, sjaal om. Wachten op de taxi van de dagbesteding.
“Waarom moet ik weg? Ik wil bij jou blijven!”
“Ik wil niet weg, waarom moet dat nou?”
“Laat me hier toch blijven”.
“Waarom moet ik weg? Ik wil hier blijven! Bij jou”..
Tranen. Boos. Vooral tranen. Doorpakken nu, kan niet anders. Meelopen naar de taxi. In de taxi helpen. Troosten kan niet, thuishouden kan niet, instorten kan niet, toegeven kan niet. Deur dicht, oprit af, korte zwaai. Net doen of het allemaal normaal is. Slikken, slikken, slikken. Tranen helpen niet. Wie weet hoe lang dit nog zo door moet. Zo zielig voor haar.. zo zielig..
Half tien. Al helemaal kapot. Eerst koffie. Dan douchen en aankleden. En dan verder. Is zo weer vier uur, is ze d’r weer. Heb nou de handen even vrij..