Geen aanleiding, geen aankondiging, geen waarschuwing en geen halt. Het is er zomaar, bam! Uit de lucht gevallen en over mij heen gegleden. Van kruin tot tenen zit ik er in. Van huid tot diep in het binnenste van mijn maag. De herinnering aan ma en haar dementie. Haar roemloze einde in een aangepaste rolstoel in de huiskamer van een zorgcentrum. Het servet op de borst maar haar verzet tegen eten. Het fleurige roze vest met die trieste verloren ogen daarboven. Ze huilt of ze is boos. Als ze daar tussendoor even in slaap valt is iedereen opgelucht. Even weet ze van niets, is ze bevrijd van zichzelf. Een paar minuten is ze zich niet bewust van haar ontreddering en haar eenzaamheid. Ik kijk naar haar en houd mijn adem in, gespannen wachtend op haar wakker worden maar hopend dat dat nog heel lang duurt. Mijn ma, mijn lieve ma. Wat is er over van haar? Van haar aandacht en betrokkenheid bij ons? Wat zie ik nog als ik naar haar kijk? Haar kleine hoofd met het dunne grijze haar zakt steeds verder naar voren. Slaap maar ma, blijf maar onbewust. Word maar niet meer wakker ma, je hebt geen uitzicht meer op geluk, geen hoop meer op tevredenheid of een basisniveau van veiligheid en geborgenheid. Je bent zo alleen tussen anderen. Zo opgesloten in je eigen donkere zelf waar je niet meer uit kan komen. Op een plek waar verdriet, angst, onrust en vervreemding je enige gezelschap zijn. Ik kan je nauwelijks nog bereiken. Ons contact duurt precies zo lang als de eerste begroeting duurt. Even is er de blijheid en opluchting dat je een bekend gezicht ziet. Je handen die mijn handen pakken. Even ben je lieve ma met je mooie bruine ogen. We kijken elkaar aan en zijn allebei blij dat we elkaar vastpakken. De korte valse belofte van een gezellige dag samen.
Tot je tranen komen en de eindeloze reeks herhalende zinnen met maar twee hulpeloze thema's : 'wat moet ik nou?' en 'ik wil naar huis, waarom kan ik niet naar huis?' En dan mijn herhalende reeks antwoorden die empatisch klinken maar niets veranderen aan haar ongeluk. De gezamenlijke uren vullen zich met mijn pogingen ma uit het dal te trekken door luchtige verhalen en een opgewekte toon, afgewisseld met een troostend gebaar, woorden vol begrip en iets lekkers om te eten. Ze geven maar heel kort ontspanning, afleiding voor een paar minuten maximaal. Dan komen verdriet en boosheid keihard weer terug. Aan het eind van de dag ben ik van kruin tot knieen verkrampt van schuldgevoel en opluchting over het afscheid. Ik ga weer weg, mijn zelf ingerichte leven in. Maar ik laat ma achter in haar door ons opgelegde leven in het zorgcentrum. Het kan niet anders. Maar kan het écht niet anders? De herinnering is voelbaar alsof het gisteren was. De kramp is netzo pijnlijk als toen.
Geen betere troost dan de wetenschap dat ma's leven inmiddels alleen nog een herinnering is. Ik zou niet anders willen. En toch... nog één zo'n korte begroeting, elkaar even vastpakken, nog even zo samen en zo vertrouwd...