COLUMNS


verschenen in vaktijdschrift TPO de Praktijk, vakblad voor praktijkverpleegkundigen in de huisartsenpraktijk en op www.koprollen.nl

juni 2018 tot februari 2020

en als blog op koprollen.nl


PECH OF GELUK?

 verschenen als blog op website KOPROLLEN.NL 2020

Meneer Harms heeft erg veel pech: zijn aorta scheurt! Hij heeft ook veel geluk: hij zit op het spreekuur van de anesthesist in verband met het onderzoek voorafgaand aan een operatie aan zijn aorta. En deze anesthesist weet wanneer en hoe hij in de hoogste versnelling naar de operatiekamer moet. Relatief gezien heeft meneer Harms meer geluk dan pech want op straat had hij deze calamiteit nooit overleefd en dat hij een zwakke plek in zijn aorta had wist hij toch al.. 

Harms overleeft de operatie en dat mag een wonder heten: een slagaderlijke bloeding van dit formaat is in potentie zeer snel dodelijk. Na de koelbloedige heroïek van het operatieteam komt Harms op de intensive care. Kritiek natuurlijk. Om het lichaam hersteltijd te geven wordt Harms diep in slaap gehouden en beademd. De eerste uren zijn sp
annend. Regelmatig moet er extra vocht en bloeddrukverhogende medicatie worden gegeven om te zorgen dat alle organen van bloed en zuurstof worden voorzien. Maar het gaat goed, Harms lijkt te stabiliseren. Lijkt… Want plotseling gaat het mis. Bloeddruk weg, hartslag torenhoog. Een rood stipje op het laken verandert in een oogwenk in een grote rode uitwaaierende vlek. Harms bloedt weer. Opnieuw rijdt hij in superspoed naar de operatiekamer, buik open, lek dichten. Bloedtransfusies, bloedplaatjes, adrenaline: alles moet onder hoge druk uit de kast gehaald worden en ín Harms geduwd om hem in leven te houden. Het lukt weer. Dus retour intensive care waar de transfusies doorgaan, waar steeds meer bloeddrukmedicatie gegeven moet worden, waar de beademingsmachine steeds meer druk en zuurstof in Harms moet pompen om hem in leven te houden. Tot er na een aantal uren een nieuw stabiel evenwicht lijkt te ontstaan. De dagen daarna blijft dat zo tot Harms opeens hoge koorts krijgt en steeds zieker wordt. Het hele lichaam doet mee en opnieuw zakt de hele boel in elkaar. Hoge doses antibiotica helpen Harms om deze uitgebreide ontstekingsreactie te overwinnen. Ternauwernood. Helaas hebben zijn nieren er onder geleden en ze geven hun levensbelangrijke werk op. Harms plast niet meer én hij raakt zijn giftige stoffen niet meer kwijt. IC-technisch is dat geen groot probleem: ook daarvoor bestaan machines die de nierfunctie overnemen. Voor de toekomst van Harms is het wél slecht nieuws. Misschien komt het niet meer goed met die nieren. 

Gelukkig komt Harms toch weer in een opwaartse spiraal. De medicatie voor de bloeddruk en de beademingsondersteuning kunnen afgebouwd worden. Harms mag na drie weken langzaam wakker worden. Hij is drie weken kwijt maar dat zegt hem niks. Hij wordt wakker in een delier waarin hij geen touw vast kan knopen aan waar hij is, waarom, wie de mensen om zijn bed zijn, wat die slang in zijn keel doet. Hij wil alleen maar wég! Dus hij trekt aan wat hij maar te pakken krijgt. Infusen, zijn urinecatheter. Hij trekt de beademingsbuis uit zijn keel. Niemand weet welke nachtmerrie en welke angsten hem in bezit hebben en er is geen tijd om rustig in gesprek te gaan. Harms kan alsnog overlijden als hij niet heel snel opnieuw beademd wordt. Om dat voor elkaar te krijgen moet hij eerst weer in slaap gemaakt worden, waarbij zijn bloeddruk weer in elkaar klapt en hij weer een heel kritieke fase ingaat.

Deze opwaartse perioden en nieuwe verslechteringen herhalen zich keer op keer. Het kost maanden en vele terugvallen om Harms zonder beademing de dag door te krijgen. Hij overleeft nog een aantal keren uitgebreide infecties van longen, urinewegen, voorhoofdsholtes, wat al niet. Deze man heeft meer dan de zeven katlevens. En een ongelooflijk doorzettingsvermogen. Hij wil weer vissen en naar zijn hondjes.
Het is onvoorstelbaar maar een half jaar later is Harms eindelijk zo ver dat hij naar de revalidatiekliniek kan. Daar begint het harde werken aan conditie, spieropbouw, verwerking van trauma’s en leren omgaan met de blijvende beperkingen ten gevolge van de lange intensive care periode. Hij heeft zoveel spieren ingeleverd dat hij nog niet kan lopen. In het revalidatiecentrum krijgt hij een elektrische rolstoel aangemeten. Harms is er dolblij mee en oefent op straat. Op een dag regelt hij een rolstoeltaxi om hem naar zijn broer te brengen: ze gaan samen vissen! De taxi rijdt voor en de laadklep zakt. Harms zet de stoel voor de klep en rijdt de taxi in. Er gaat iets helemaal mis… De stoel rolt plotseling achteruit de klep af, krijgt vaart en rolt door, stuit tegen een stoeprand en kantelt. Harms valt hard op de straat, zijn hoofd kletst op het asfalt. Hij ligt stil, zijn ogen opengesperd. Harms overlijdt op straat. Alsnog.

Hij heeft bij nader inzien toch veel meer pech dan geluk gehad..  

Delen? Leuk!

INSENSITIVE CARE
verschenen als blog op website KOPROLLEN.NL 2020

De tante staat met lood in de schoenen voor de deuren van het schoolgebouw. Het moet gebeuren en er is haast bij. Ze wil de klok een uur terugzetten en dan alles goedmaken wat vanaf nu voor altijd helemaal fout zal zijn. Zij is de boodschapper die over een paar minuten de wereld van een dertienjarige laat instorten. De arts was er heel duidelijk over.

Hij wil planken ophangen in de voorraadkelder. Met de boormachine in de ene hand en gereedschapskist in de andere zakt hij af door het trapgat. Eén misstap later ligt hij met heftige pijn in zijn been in een haakse hoek op de keldervloer. Hij roept om zijn vrouw, steeds harder, tot ze eindelijk boven het trapgat opduikt en zijn ongeluk ziet. Gered!

Zij is in de tuin aan het schoffelen. Ergens in huis schreeuwt haar man. Ze rent op het geluid af, richting kelder. Op de vloer ziet ze eerst zijn geknakte been en dan zijn pijnlijke gezicht. Ze schiet te hulp, duikt het trapgat in. En valt voorover. Haar lichaam landt op haar man maar haar hoofd knalt neer op de harde tegelvloer. Ze reageert al niet meer..

Op de intensive care wordt een moeder opgenomen met zeer ernstig hersenletsel. Ze is gevallen terwijl ze probeerde haar man te helpen die net in de kelder zijn been brak door een val. De scans laten zien dat belangrijke delen van de hersenen verwoest zijn, ondanks ingrijpen van de neurochirurgen. De schade is zo groot dat deze moeder zeker zal overlijden. 

De vader wordt geopereerd, de dochter arriveert met haar tante. Ze wil niet naar haar moeder, ze durft niet. Iedereen voelt dat de tijd dringt: moeder gaat dood, vader is er niet, dochter moet de kans pakken om afscheid te nemen van haar moeder nu ze nog leeft. Volwassen mensen weten dat afscheid nemen beter is voor de verwerking. De tante staat er verslagen bij, niet in staat de dertienjarige te helpen. 

Een verpleegkundige pakt de hand van de dochter en kijkt haar rustig aan. 
“Vertel eens over je moeder. Is ze lief? Is ze leuk?” De dochter knikt. 
“Is er iets wat je tegen je moeder wilt zeggen?”
“Dat ik haar zo lief vind”, fluistert de dochter. 
“Kom op, dan gaan we dat toch doen?”
Met de hand van de dochter stevig in haar eigen hand trekt ze haar voorzichtig met zich mee naar de kamer. De drempel over, naar het bed. Tussen hoofdverband en beademingsbuis is nog plek om het gezicht van de moeder aan te raken. Ze streelt even met haar hand over de wangen van de moeder.
“Je ziet zo dat ze een hele lieve moeder is”. 
De dochter kijkt haar onzeker aan. Dan buigt ze zich aarzelend over haar moeder heen, steeds dichter naar haar gezicht.
“Mam, ik vind je zo lief, niet weggaan hoor”, fluistert ze. “Niet weggaan hoor”. Haar hand klemt zich vaster in de hand van de verpleegkundige. Ze kijkt op, tranen op haar wangen. 
“Jij ook niet hoor, niet weggaan!” Geen haar op het hoofd van de verpleegkundige die er aan denkt nu weg te gaan. Dertien jaar…


Delen? Leuk!

'HELP ME!'
verschenen als column in TPO de Praktijk, 2019

De dochter laat ons het briefje lezen met de noodkreet van haar vader. Hij is in paniek en ze vraagt om kalmeringstabletten voor hem: meneer Veen, 87 jaar, alleenwonend. 

In ken meneer Veen: een grote slimme man met een sterk karakter, ferm en vastberaden. Zijn echtgenote is 5 jaar geleden overleden aan ALS. Hij vermaakte, verschoonde, verwende en verzorgde haar. Ondanks chronische pijn in een heup ziet hij af van een operatie met revalidatietraject: zijn zoon Derk heeft hem nodig. 

Derk is meervoudig gehandicapt en woont in een zorgcentrum. Iedere zaterdag haalt meneer Veen hem naar huis. Hij vermaakt, verschoont, verwent en verzorgt hem. Op woensdag bezoekt hij Derk in het zorgcentrum. Daar tilt meneer Veen zijn grote zware zoon in de aangepaste schommel. Als hij Derk laat zweven zijn ze allebei blij, vrij.
Dan overlijdt Derk zomaar opeens. Meneer is er kapot van. Hij praat en huilt maar is vast van plan om de geplande familievakantie over 2 weken door te laten gaan. Zijn dochters willen hem graag mee: dan zijn ze samen in hun verdriet. Dus hij doet het: ferm en daadkrachtig zoals ik hem ken.

In de vakantie gaat het mis. Meneer Veen slaapt slecht, dwaalt door de nacht, raakt langzaam in paniek zonder te snappen waarom. Thuisgekomen wordt hij steeds angstiger. Uiteindelijk schrijft hij 'help me' voor zijn dochter. En 'sorry voor al dit gedoe'.
Terwijl de waarnemend huisarts zich verdiept in het dossier bel ik meneer op. Hij is totaal geknakt. Van zijn daadkracht en kalmte is niets meer over. Na jaren van zorgen lijkt hij overweldigd door zijn rouw. Ik ben blij dat ik hem ken: dwars door het beeld van radeloosheid en angst zichzelf iets aan te doen herken ik de wijze vastberaden man. Zo spreek ik hem ook aan. Rustig en met vertrouwen. Het lukt hem te bedenken wat hij nu het allerliefste wil: zelf verzorgd worden, niks meer moeten. Het is zo'n logische wens dat ik zeker ben van wat ik de waarnemer adviseer: niet de crisisdienst GGZ inschakelen maar 'ontzorging' en rust bieden. Dochter in de buurt, een 'tijdelijk thuisplek' zoeken, wat oxazepam en morgen een visite door de eigen huisarts.

Een week later zie ik meneer Veen rijles krijgen op een scootmobiel. Fijn! Hij heeft toch weer wat moed verzameld! Bij zijn voordeur reikt hij met zijn pasje naar de sensor. Te ver nog, iets dichterbij rijden.. Met een harde knal ramt de scootmobiel de deur. Hij barst. Heel even breekt ook mijn hart..


Evidence based HBO denkniveau


verschenen als column in TPO de Praktijk, 2019

 

In de jaren 80 overlijden in nederlandse ziekenhuizen voor het eerst mensen aan AIDS. Er is angst voor besmetting, er is geen behandeling. Wij besluiten om verpleegkundigen te worden via de inservice A-opleiding. We zijn net 18.
 
Op enorme gezondheidssandalen schuiven we wereldvreemd de zalen op. Maar na een paar weken zijn we definitief en restloos ontpuberd als we leren dealen met de dood van jonge mensen op ‘interne’, met het verbinden van grote invaliderende wonden op ‘chirurgie’, met het assisteren bij bevallingen die helaas niet altijd goed gaan. We verplegen die eerste mensen met AIDS die langzaam op een vreselijke manier overlijden. Na 4 jaar werken en studeren zijn we allround A verpleegkundigen, professionals om op te bouwen.
 
Daarna specialiseren we ons via vervolgopleidingen met hbo-denkniveau: neonatologie verpleegkundige, IC verpleegkundige, oncologieverpleegkundige. We zijn actief in kwaliteitscommissies en de VAR. We leiden grote aantallen collega’s op volgens de richtlijnen van hun specialistische vervolgopleidingen. Methodisch werken, klinisch redeneren, evidence based practice, reflecteren: we groeien overal in mee. We scholen ons voortdurend bij, na én om.. tot praktijkverpleegkundige somatiek. Een opleiding op post hbo-niveau, volgens CanMEDs systematiek: de hogescholen garanderen ons een up to date diploma voor de toekomst!
 
Het is september 2018. Op het jaarcongres van de V&VN horen we dat we ons ten onrechte ‘praktijkverpleegkundigen’ noemen. We zijn namelijk ‘praktijkondersteuner met verpleegkundige achtergrond’. Raar. Alsof de verpleegkundige in ons in een mistig verleden wegzakt, op de achtergrond nog rondscharrelt op enorme sandalen. Voor zover wij weten staat onze verpleegkundigheid op de voorgrond. Het is dankzij ons verpleegkundige zijn dat we details en grotere verbanden zien die niet in protocollen beschreven zijn. We zijn geen ondersteunende uitvoerders maar autonoom, protocoloverstijgend denkende verpleegkundigen.
 
Om toegelaten te worden tot de nieuwe opleiding ‘praktijkverpleegkundige huisartsenzorg’ moeten we mogelijk het vrijstellingen programma van de BN2020 volgen: de nieuwe HBO-V. Als we geluk hebben volstaat een assessment.
 
Voor het eerst bekruipt ons een gevoel van degradatie. Of is het ontgoocheling? We kozen 30 jaar geleden voor een opleiding waarin theorie en praktijk tegelijkertijd werden aangeleerd. Dat zegt iets over onze daadkracht, niet over ons denkniveau. Dat is ‘evidence based hbo niveau’ door de vervolgopleidingen. Het zal ons toch niet gebeuren dat we dat nu wéér moeten bewijzen, of zelfs de HBO-V moeten doen, om toegelaten te worden tot een opleiding die eigenlijk alleen een bouwsteen is bovenop het vak waarin we ons al bewezen hebben?
 
Wat betreft die sandalen van toen: daar loopt tegenwoordig wél iedereen mee weg...


Delen? Leuk!

Niet om te lachen
verschenen als column in TPO de Praktijk 2019

Iedereen herkent hem als hij binnenloopt in zijn felgele regenjas. Even later is hij nijdig de hele wachtkamer aan het ontregelen met een harde monoloog. Hij is boos over 'de Sleepwet': het is onbegrijpelijk dat Rutte hem niet betrokken heeft bij de besluitvorming over de Wet. Hij die kernfysicus is, die met zijn IQ van 180 cum laude zijn Rechtenstudie heeft afgerond en als hoogste korporaal bij de commando's heeft gezeten en ook nog eens stinkend rijk is..
De hele ongemakkelijke wachtkamer wil dat hij weggaat. Hij komt voor mij..
Voor zijn schizo-affectieve stoornis wordt hij medicamenteus behandeld door de GGZ. Daardoor heeft hij fors overgewicht en diabetes ontwikkeld. Er is regelmatig contact met de GGZ in een poging de multi-problematiek gezamenlijk aan te pakken. Een hele tijd dacht ik dat mijn contact met hem goed was. Tot hij een aantal weken onbereikbaar is voor iedereen. Ik ben bezorgd. Vertrouwend op onze goede verstandhouding besluit ik bij hem thuis langs te gaan. Misschien kan ik hem overhalen weer voor controle te komen. Ik druk op de bel. Boven mij vliegt zijn balkondeur open: een minuut lang is de hele flat getuige van de volle laag 'wegwezen, oprotten en nooit meer zien' die ik over me heen krijg. Ik weet meteen: dit was naïef van mij. Kennis van complexe psychiatrie is hier nuttiger dan vertrouwen..
Na mijn aftocht bezoekt hij uitsluitend de huisarts. Tot ik vandaag om onnavolgbare redenen plotseling weer getransformeerd ben in de enige persoon met wie hij wil praten. Dus haal ik hem uit zijn nijdige wachtkamermonoloog.
Hij komt voor een medische check omdat hij als 'high intelligence representative' van de NAVO binnenkort opgeroepen wordt voor een geheime missie van de Russen. Als Meester in de Rechten en korporaal bij de commando's is hij de enige met wie Poetin wil spreken over staatsgeheimen. Er zijn risico's, daarom moet hij fit zijn. Ik moet dat checken.
Mijn kans! Een half uur later ligt de medische checklist klaar en zijn de fitdoelen geformuleerd:
Trainen: 3x per week naar de sportschool voor kracht- en duurtraining. Dagelijks 45 minuten lopen. 
Suiker en gewicht te hoog: veel groente, geen snackbar.  
Voortgang rapporteren aan mij over 2 weken.

Hij zwaait af in zijn felgele regenjas. Tevreden. Ik hang nog een tijdje overdonderd rond in mijn kamer: wat een indrukwekkende chaos. We hebben beide onze doelen behaald vandaag. Met dank aan de Russen. 
Ik hoop dat ze hem verder met rust laten…


Delen? Leuk!

 

TERUG BIJ AF

verschenen als column in TPO de Praktijk 2019


Een docent omgangskunde tipte me: ga elke ontmoeting met een patiënt in met open vizier en bedenk dat het heel anders kan gaan dan je verwacht. Dus kom maar weer op met Robert Haan. 


Joviaal begroet hij me met een hand op mijn schouder. "Hoe is het met je? Ik ben echt blij dat ik je weer zie!" Zijn hand blijft te lang liggen en zijn ogen boren zich in mij. En verdorie, daar is het toch alweer: de weerstand tegen deze man. Zijn houding en intonatie geven me een heel onaangenaam gevoel, het is ongepast persoonlijk. Hij wil meer van me dan een professional-patiënt contact. Hij zoekt vertrouwelijkheid en een 'speciale band'. Veel te ver hangt hij over de tafel en staart me glimlachend aan. Alles aan hem straalt uit dat hij zoekt naar nabijheid. En alles in mij wil dat absoluut niet!


Al lange tijd probeer ik hem aan het bewegen te krijgen omdat zijn diabetes slecht gereguleerd is. Soms gaat hij een paar maanden enthousiast aan de slag. Het vervelende is: hij doet het voor mij en niet voor zichzelf. Natuurlijk houdt hij het daardoor niet vol. Als ik hem dan weer spreek over zijn verslechterde diabeteswaardes wordt hij kwaad. Altijd hetzelfde programma. 

“Ik ga me voor jou echt niet lopen uitsloven in een sportschool!" "Ik kan het voor jou ook niet gauw goed doen hé?" Vandaag valt er 1 druppel teveel in mijn emmer: “Robert, het gaat niet om mij! Sterker nog: het maakt mij geen bal uit als jij straks op straat neerstort, mijn leven gaat gewoon door. Voor jou is het vervelend maar voor mij verandert er niks”. Oei! Maar wat heerlijk bevrijdend om zo duidelijk afstand te scheppen tussen hem en mij. 


Uitdagend kijkt hij me aan. "wat doe je onaardig tegen me, ik dacht dat jij zo'n leuke vrouw was maar je valt me vies tegen!" Uit mijn tenen haal ik een laatste restje kalmte en zeg het nog eens op een andere manier: “ik begeleid je bij het omgaan met diabetes, dat is mijn werk. Ik wil geen persoonlijker contact, ik wil geen 'speciale band’ met jou”. Ik weet dat er een leven vol eenzaamheid en afwijzing achter zijn gedrag zit en dat vind ik erg. Alle hulp van de GGZ wijst hij af. Hij zoekt het bij mij. Maar ik wil afstand hebben en dat moet hij begrijpen. 


Mijn ‘open vizier-poging’ is niet erg succesvol geweest vrees ik. Robert laat zwaar ontmoedigd zijn hoofd hangen. “Hetty, wat moet ik doen om het weer goed te maken? Ik wil dat je volgende keer weer trots op me bent”...

We zijn weer terug bij af.


Oorlog en diabetes

column voor TPO de Praktijk 2019, geschreven vanuit mijn rol als praktijkondersteuner huisartsenzorg

Ik ga een nieuwe patiënt ontmoeten, een 48 jarige man die in 2014 gevlucht is uit Syrië. Sinds 3 maanden heeft hij een verblijfsvergunning, een woning en een inburgeringcursus. Ik schrik van zijn hoge HbA1c. De voorgeschreven metformine ligt al weken bij de apotheek.

De begroeting is hartelijk en open. Ik neem de tijd om meer van meneer te weten te komen. Hij heeft een vrouw en 5 kinderen. In Syrië is hij directeur van een basisschool. Zijn Nederlands is heel beperkt, zijn Engels is slecht en ik spreek geen Arabisch. Toch lukt het om duidelijk te maken dat zijn suikers erg hoog zijn, dat het belangrijk is dat hij zijn medicatie weer gaat slikken en dat het goed is om onder controle te blijven. We spreken af om elkaar over 3 weken weer te zien.

Meneer verschijnt niet op die afspraak. Er zijn 3 voicemailberichten voor nodig om hem terug te zien. Bij de volgende afspraak herhaalt zich dit patroon.

Dan zit hij weer tegenover me. Ik vraag hem hoe het komt dat hij niet op onze afspraken verschijnt. Ik benadruk dat hij echt moet zorgen dat zijn diabetes goed gereguleerd wordt omdat hij anders alleen maar meer gezondheidsproblemen kan krijgen. Hij knikt, hij weet het. Ik zie nu dat aan zijn rechterhand 3 vingertoppen ontbreken. Als hij ziet dat ik het zie vertelt hij: er kwam een vliegtuig over zijn Syrische dorp, een bom viel. Nog net op tijd kon hij zijn spelende kind omarmen en wegtrekken. Zijn vingertoppen werden afgerukt door de rondvliegende granaatscherven…

Dat is het moment waarop hij met zijn gezin, moeder en broer vlucht naar de Turkse grens, alles achterlatend, in paniek en angst. Kort daarna laat hij ook zijn moeder en broer achter in het tentenkamp, waar ze overleven zonder warm water, zonder verwarming, met te weinig eten. 

In Nederland telt alleen het herstel van zijn kinderen, dat ze zich veilig voelen, dat ze naar school gaan en kunnen spelen. En dat hij zijn inburgeringcursus haalt, Nederlands leert. 's Nachts ligt hij wakker en denkt aan zijn familie in het kamp. Schuldgevoel verlamt hem. Veilig in Nederland is hij nog steeds aan het overleven. Op zijn prioriteitenlijst staan zijn eigen welzijn en gezondheid onderaan. 

In geneer me. Ik had hem dringend willen spreken over afvallen, diëtiste, norm gezond bewegen. Ik realiseer me nu dat het heel anders moet gaan: op dit moment moet niet naar mij worden geluisterd maar allereerst moet ik naar hém luisteren. Niet mijn leefstijladviezen maar zijn overleefstijlverhalen moeten worden verteld.

Volgens mij zijn we allebei opgelucht als we uitspreken dat medicatietrouw voorlopig het enige doel is. Er breekt iets open tussen ons en we lachen naar elkaar. Met een stevige handdruk zegt hij: 'Hetty, tot volgend keer'. 'Heel graag', zeg ik. Ik denk dat hij inderdaad zal komen..


Share by: